Print Voeg bladwijzer toe

Judith van Gelre

Vrouwelijk 1095 - 1151  (56 jaar)  Verstuur foto/documentVerstuur foto/document


Generaties:      Standaard    |    Compact    |    Verticaal    |    Alleen tekst    |    Register    |    Tabellen    |    PDF

Generatie: 1

  1. 1.  Judith van Gelre is geboren in 1095; is gestorven op 24 jun 1151.

    Judith is getrouwd met Walram II van Limburg in 1110. Walram (zoon van Hendrik I van Limburg en Adelheid van Pottenstein) is geboren in 1085; is gestorven op 16 jul 1139. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 2. Hendrik II van Limburg  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1110; is gestorven op 1 aug 1167 in Rome; is begraven in Kerkrade .
    2. 3. Adelheid van Limburg  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1110; is gestorven in 1150.
    3. 4. Walram III van Aarle  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is gestorven in 1146.
    4. 5. Gerard van Wassenber  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven
    5. 6. Beatrix van Limburg  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1115; is gestorven in 1160.


Generatie: 2

  1. 2.  Hendrik II van Limburg Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (1.Judith1) is geboren in 1110; is gestorven op 1 aug 1167 in Rome; is begraven in Kerkrade .

    Aantekeningen:

    Hendrik II van Limburg (ca. 1110 - Rome, 1 augustus 1167) was hertog van Limburg en graaf van Aarlen.
    Hendrik was zoon van Walram II. Na de dood van zijn vader (1139) verloor hij het conflict met Godfried II van Leuven om de functie van hertog van Neder-Lotharingen, die zowel door Walram als door Godfrieds vader was bekleed. Hendrik erfde dus alleen het graafschap Limburg, maar noemde zichzelf wel hertog. In 1147 erfde hij het graafschap Aarlen van zijn broer Walram. Hendrik vocht nog een oorlog uit met Hendrik I van Namen en nam deel aan de Italiaanse campagnes van Frederik I van Hohenstaufen. Hij overleed in Italië ten gevolge van de pest.

    Begraven:
    Abdij Rolduc

    Hendrik is getrouwd met Mathilde van Saffenburg in 1136. Mathilde is geboren in 1113; is gestorven op 2 jan 1145; is begraven in Kerkrade. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 7. Hendrik III van Limburg  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1131; is gestorven op 21 jun 1221 in Kerkrade.
    2. 8. Margaretha van Limburg  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1135; is gestorven in 1172.

  2. 3.  Adelheid van Limburg Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (1.Judith1) is geboren in 1110; is gestorven in 1150.

  3. 4.  Walram III van Aarle Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (1.Judith1) is gestorven in 1146.

  4. 5.  Gerard van Wassenber Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (1.Judith1)

  5. 6.  Beatrix van Limburg Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (1.Judith1) is geboren in 1115; is gestorven in 1160.


Generatie: 3

  1. 7.  Hendrik III van Limburg Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (2.Hendrik2, 1.Judith1) is geboren in 1131; is gestorven op 21 jun 1221 in Kerkrade.

    Aantekeningen:

    Hendrik III van Limburg (de Oude, ±1131 - 21 juni 1221, Abdij Rolduc, Kerkrade) was een zoon van Hendrik II van Limburg en Mathilde van Saffenberg. In 1167 volgde hij zijn vader op als hertog van Limburg.

    Begraven:
    Abdij Rolduc


  2. 8.  Margaretha van Limburg Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (2.Hendrik2, 1.Judith1) is geboren in 1135; is gestorven in 1172.

    Gezin/Partner: Godfried van Leuven van Brabant. Godfried (zoon van Godfried II van Leuven en Lutgardis van Sulzbach) is geboren in 1142; is gestorven op 21 aug 1190. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 9. Hendrik van Leuven van Brabant  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1165; is gestorven op 3 sep 1235 in Keulen.
    2. 10. Albert van Leuven van Brabant  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1166 in Leuven; is gestorven op 24 nov 1192 in Reims.


Generatie: 4

  1. 9.  Hendrik van Leuven van BrabantHendrik van Leuven van Brabant Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (8.Margaretha3, 2.Hendrik2, 1.Judith1) is geboren in 1165; is gestorven op 3 sep 1235 in Keulen.

    Aantekeningen:

    Hendrik I (ca. 1160 - Keulen, 5 september 1235) was hertog van Brabant vanaf 1183 en hertog van Neder-Lotharingen vanaf 1190.
    Hij was de zoon (uit het 1e huwelijk) en erfopvolger van Godfried III van Leuven. In zijn beleid streefde hij naar een uitbreiding van zijn heerschappij voor het grondgebied tussen Schelde en Rijn en de beheersing van de handelsweg van Brugge naar Keulen. Hij slaagde er niet in het hertogelijk gezag in Neder-Lotharingen te herstellen. Niettemin wist hij zich een machtspositie te veroveren door in de strijd tussen de Welfen en de Hohenstaufen voortdurend van kamp te wisselen.
    Hendrik kreeg vanaf 1172 bestuurlijke taken van zijn vader. Toen hij in 1179 trouwde kreeg Hendrik het graafschap Brussel van zijn vader. Toen Godfried van 1182 tot 1184 in het Heilige Land verbleef, trad Hendrik op als regent. Hendrik nam deel aan de Derde Kruistocht en was bevelhebber bij de belegeringen van Sidon en Beiroet. Hij zag echter af van een beleg van Jaffa na het nieuws van de dood van koning Hendrik II van Jeruzalem. In 1190 volgde hij zijn vader op als eerste met de titel hertog van Brabant en Neder-Lotharingen (hoewel dat laatste vooral een ceremoniële titel aan het worden was), graaf van Leuven en markgraaf van Antwerpen.
    In 1191 liet hij zijn broer Albert benoemen tot bisschop van Luik. Toen die een jaar later werd vermoord hield Hendrik keizer Hendrik VI verantwoordelijk en werd hij een van de leiders van de opstanden tegen de keizer. Er volgde een periode van onrust en lokale conflicten, en nog in 1199 wist Hendrik de kroning van de volgende Duitse koning (Filips van Zwaben, broer van de overleden koning) te Aken te voorkomen. Hendrik sloot in 1204 vrede met Filips van Zwaben en werd beloond met de voogdij over de abdij van Nijvel en het kapittel van Sint-Servaas, het medebestuur over Maastricht en het recht zijn hertogdom aan een vrouwelijke erfgenaam na te laten (Hendrik had in 1204 alleen nog dochters).
    Koning Filips II van Frankrijk wilde Hendrik in 1208 steunen om zelf koning van Duitsland te worden, maar Hendrik koos ervoor om de kandidatuur van Otto van Brunswijk te steunen. In 1212 kwam Hendrik in conflict met de bisschop van Luik over de opvolging van het graafschap Moha. Hendrik verwoestte de stad Luik in 1212 maar werd in 1213 verslagen in Steps. In 1214 was Hendrik verplicht om mee te vechten in de Slag bij Bouvines tegen zijn persoonlijke vriend Filips II van Frankrijk. Direct na de slag verzoende hij zich weer met Filips.
    In 1229 gaf hij zijn aanspraken op Moha op. Keizer Frederik II van Hohenstaufen gaf Hendrik in 1235 de eervolle opdracht om naar Engeland te reizen en zijn verloofde Isabella Plantagenet op te halen, maar Hendrik werd ziek en overleed in Keulen.
    Volgens de overlevering heeft hertog Hendrik I in 1185 de stad 's-Hertogenbosch gesticht. Zijn praalgraf is te vinden in de Leuvense Sint-Pieterskerk, alsook dat van Mathilde van Boulogne en zijn dochter Maria van Brabant.
    Hendrik I was tweemaal gehuwd. Hendriks eerste huwelijk was met Mathilde van Boulogne.

    Gezin/Partner: Mathilde van de Elzas. Mathilde (dochter van Mattheus I van de Elzas en Maria van Engeland van Blois) is geboren in 1165; is gestorven op 16 okt 1210 in Leuven. [Gezinsblad] [Familiekaart]

    Kinderen:
    1. 11. Machteld van Brabant  Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven is geboren in 1197 in 's Hertogenbosch; is gestorven op 22 dec 1267; is begraven in 1267 in Loosduinen.

  2. 10.  Albert van Leuven van Brabant Nakomelingen tot dit punt grafisch weergegeven (8.Margaretha3, 2.Hendrik2, 1.Judith1) is geboren in 1166 in Leuven; is gestorven op 24 nov 1192 in Reims.

    Aantekeningen:

    Albert was de tweede zoon van graaf Godfried III van Leuven en Margaretha van Limburg, dochter van de hertog van Limburg, en jongere broer van Hendrik, die later de eerste hertog van Brabant werd. Als jongste zoon kwam hij niet in aanmerking als erfopvolger van zijn vader en was hij dus voorbestemd voor een kerkelijke carrière. Hij wijdde zijn leven aan de Kerk en aan studeren. Hij studeerde aan een school verbonden met de kathedraal van Luik.
    Op twaalfjarige leeftijd, rond 1178, werd hij benoemd tot kanunnik aan de Sint-Lambertuskathedraal te Luik. Albert wilde echter, tegen de wens van zijn ouders in, ridder worden nadat het nieuws dat Jeruzalem gevallen was Luik bereikte. Hij deed afstand van zijn kerkelijke functie op 21-jarige leeftijd om zich als ridder ten dienste te stellen van graaf Boudewijn V van Henegouwen. Hij werd tot ridder geslagen door deze graaf van Henegouwen te Valencijn in 1187.
    Toen hij door zijn bisschop werd verplicht deel te nemen aan de Derde Kruistocht verzaakt hij aan zijn plichten als ridder. Hierna hernam hij zijn positie als kanunnik op aanraden van kardinaal Hendrik de Marsiac, pauselijk preker van de kruistocht, en werd benoemd tot aartsdiaken van Brabant in het prins-bisdom Luik. Later werd hij ook nog proost van de collegiale kerken van Sint-Pieter en Sint-Jan te Luik. Hij ontving het subdiaconaat in 1191.

    Op 5 augustus 1191 sterft Rudolf van Zähringen, prins-bisschop van Luik. Hij werd met de steun van zijn broer, Hendrik I van Brabant, tot prins-bisschop van Luik gekozen door het kathedraalkapittel op 8 september 1191. Hij was toen 25 jaar oud terwijl het canoniek recht een leeftijd van ten minste dertig jaar voorschreef voor bisschoppen. Maar de Kerk en het Luikse volk verkozen toch Albert tot prins-bisschop. Het zeggenschap over het bisdom werd echter reeds lang betwist door het hertogdom Brabant enerzijds en het graafschap Henegouwen anderzijds. Er waren dan ook twee kandidaten voor de vacante bisschopszetel. Albert, namens het hertogdom Brabant, en Albert van Rethel, aartsdiaken van Henegouwen, namens het graafschap Henegouwen. Graaf Boudewijn overhaalde enkele kanunniken om Albert van Rethels kandidatuur te steunen. Het geschil werd voor keizer Hendrik VI gebracht tijdens de Rijksdag van Worms op 13 januari 1192. De keizer richtte een commissie op bestaande uit tien bisschoppen en drie abten. Deze commissie besliste dat er een probleem was met de benoeming en dat het recht tot benoeming hierdoor aan de keizer toekwam. Tegen de politieke achtergrond van de Investituurstrijd werd Lotharius van Hochstaden, tevens kanunnik aan de Sint-Lambertuskathedraal en proost van Bonn, door de keizer benoemd tot prins-bisschop van Luik. De keizer zou een financiële regeling aan geboden hebben aan zowel Albert van Rethel als Albert van Leuven in ruil voor het laten vallen van hun aanspraak op de bisschopszetel. Beiden weigerden dit. Onder druk van de keizer stonden de kanunniken van de Sint-Lambertuskathedraal toe dat Lotharius bezit nam van de vacante zetel. Zijn episcopaat was echter illegitiem. Hij wordt daarom aangeduid als tegenbisschop.
    Om bevestiging te krijgen van zijn verkiezing reisde hij naar Rome om de mening van paus Celestinus III te vragen. Hij vreesde echter een aanslag en vermomde zich daarom als stalknecht en wapendrager op weg naar Rome. Hij kwam aan op 5 april 1192. De paus verklaarde dat hij geldig verkozen was als prins-bisschop van Luik, benoemde hem in mei 1192 tot kardinaal[1], wijdde hem op 30 mei tot diaken en zond hem naar Reims om daar de bisschopswijding te ontvangen. De aartsbisschop van Keulen, metropoliet van het suffragane prins-bisdom Luik, weigerde dit te doen en steunde hiermee de keizer. In Reims ontving hij op 22 september 1192 achtereenvolgens de priesterwijding en de bisschopswijding van kardinaal Willem van Champagne, aartsbisschop van Reims.
    Echter kon Albert nog steeds geen bezit nemen van zijn bisschopszetel uit vrees van een door de keizer bewerkstelligde moordpoging als hij zich in het openbare leven zou begeven. Lotharius weigerde zich bij de beslissing van de paus neer te leggen en poogde met behulp van de keizer zijn gezag met harde hand te doen gelden als tegenbisschop. Zo werden aanhangers van Albert vermoord en hun huizen vernield. Albert verbleef daarom in Reims en probeerde zijn bisdom vandaaruit te besturen. Zijn broer broer bood hem geen steun meer.

    In Reims verbleef hij in het klooster van Saint-Remi alwaar hij een teruggetrokken leven leidde. Daar kwam hij tot inkeer. Men omschreef hem als wijs en mild. Mensen die in zijn aanwezigheid kwaad spraken over Lotharius legde hij het zwijgen op.
    In het najaar van 1191, 1192 of 1202 - er bestaat enige onzekerheid over het jaartal - zond keizer Hendrik VI drie ridders naar Albert om hem te vermoorden. Albert werd hierover gewaarschuwd, maar sloeg die in de wind. De ridders hadden zich als pelgrims verkleed en bezochten Albert. Ze vertelden hem dat ze verbannen waren uit het prins-bisdom Luik om zijn vertrouwen te winnen. Hij stond toe dat ze met hem in het klooster verbleven. Op een dag in de maand november vergezelden ze hem op een wandeling vanuit het klooster richting Nogent-l'Ablesse. Op weg sloegen ze hem de schedel in en verminkten hem gruwelijk. Later bleek dat de keizer de moordenaars ontving in zijn paleis en ze beloonde voor hun daden.
    Tijdgenoten vergeleken deze moord met die op aartsbisschop Thomas Becket van Kantelberg (Canterbury) in 1170. De paus reageerde op de moord door Lotharius te excommuniceren en de keizer te dwingen om boete te doen: hij moest onder andere twee kapellen laten bouwen.
    Albert werd begraven in de kathedraal van Reims.