De graftombe van Karel Martel, in de Kathedraal van Saint-Denis op de plattegrond, plaats 6
Aantekeningen
Karel Martel (Herstal, circa 689 - Quierzy, 22 oktober 741) was hofmeier van het Frankische Rijk. Hij reorganiseerde het Frankische leger en bestuur en wist daarmee met succes zowel zijn binnenlandse als buitenlandse tegenstanders, met name de Arabieren, Friezen en Saksen het hoofd te bieden. Zijn macht werd zo groot dat hij de plaats van de Merovingische koningen innam, zonder zichzelf tot koning uit te roepen. Karel wordt beschouwd als stamvader en naamgever van de Karolingen. Hij was zoon van Pepijn II en diens tweede vrouw in bigamie Alpaida, en is begraven in de abdij van Saint-Denis. Zijn bijnaam Martel (klemtoon op de laatste lettergreep, zoals in "bel") betekent hamer (vergelijk het Franse woord voor "hamer": marteau). Daarmee wordt de spreekwoordelijke hamer bedoeld waarmee Karel de Arabieren 'vermorzelde'.
Karel Martel stierf op 22 oktober 741 in Quierzy-sur-Oise in wat nu het Aisne departement in Picardië is. Hij werd begraven in de Kathedraal van Saint-Denis in Parijs. Zijn gebieden waren al een jaar eerder onder zijn volwassen zonen verdeeld: Carloman kreeg Austrasië en Alemannië (met Beieren als een vazalstaat), Pepijn de Korte kreeg Neustrië en Bourgondië (met Aquitainië als vazalstaat) en Grifo kreeg niets, hoewel sommige bronnen aangeven dat er over gesproken was hem een strook land tussen Neustrië en Austrasië te geven.
Gibbon noemde Karel Martel "de held van zijn tijd" en verklaarde dat de "Christenheid ... werd gered ... door het genie en het geluk van één man, Karel Martel."