Leendert Jan Luijendijk werd in 1939 als dienstplichtige ingelijfd bij de cavalerie. In de meidagen van 1940 was hij als lid van het regiment Huzaren-motorrijders actief op de Grebbeberg. Na de capitulatie raakte Luijendijk betrokken bij het verzet. Aanvankelijk begon hij met het rondbrengen van briefjes, berichten en kranten, en werd vervolgens actief voor de LKP (Landelijke Knokploegen). Met de LKP nam Luijendijk onder andere deel aan het overvallen van circa zes distributiekantoren. Uiteindelijk dook hij onder op een adres in Rotterdam om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Eind 1944 werd Luijendijk als gevolg van verraad opgepakt en kwam in het hoofdbureau van politie aan het Haagse veer in Rotterdam terecht. Luijendijk werd op transport naar het Duitse concentratiekamp Buchenwald gezet, maar wist samen met twee anderen in de omgeving van Hilversum uit de trein te springen. Na een overnachting in een schuur in het bos van een pension, werd via Bodegraven de tocht richting Rotterdam ingezet. Terug in Rotterdam ging Luijendijk opnieuw in het verzet en maakte hij de bevrijding mee. Na de oorlog werd aan Leendert Jan Luijendijk het Verzetsherdenkingskruis toegekend.